Op dinsdag 5 augustus hebben we afscheid mogen nemen van Tante Ynskje. Niet in de bekende kerk aan aan het Boterdiep – die is niet meer in gebruik – maar in De Verbinding. Neef Jacob sprak daar de onderstaande indrukwekkend woorden uit over zijn moeder, onze tante.
Lieve mensen,
het doet ons oprecht goed, dat jullie hier in deze kerk aanwezig zijn om samen met ons onze moeder en oma te gedenken. Wij danken jullie daarvoor. Bijzonder welkom willen we ook heten onze neef uit Amerika, Wim Schoonveld, zoon van onze oom Jo en tante Fokje.
Wij zijn dankbaar en gezegend, dat we zoveel jaren mama als moeder mochten hebben. Dergelijke woorden heb ik ook gebezigd na het overlijden van pa. Hun levens waren zeventig jaar zó aan elkaar verknoopt, dat ze bij wijze van spreken niet van elkaars zijde weken, samen optrokken, samen opvoedden en samen goed voor de mensen en de wereld waren. Gelukkig wordt het leven niet in tijd gemeten, het leven wordt gemeten in momenten, gebeurtenissen, herinneringen, ervaringen, woorden. Dat zijn er voor elk van ons vele en ik wil jullie graag iets vertellen over mama’s verhaal van haar leven, waardoor jullie kunnen mééleven. Omdat mama en wij vrede hebben met haar sterven zal mijn toon niet zwaar zijn, ondanks het verdriet dat er ook is.
Zelf spreekt mama over een ‘gezegend leven’. Maar nadat pa’s krachten afnamen en hij in 2019 overleed, verminderde haar levensvreugde en levenskracht en knelde de ouderdom. Ze werd minder blij en het leven begon zwaar, heel zwaar te worden. Voordat onze ouders naar De Brink verhuisden hebben ze jarenlang bij Christa en Ezra gewoond, waar ze liefderijk zijn opgevangen. Als broers en zussen zijn we hen daar erg dankbaar voor. In die tijd begon pa te veranderen en moest mama opeens zijn wat pa altijd voor háár was: een steun en toeverlaat. Ze moesten door pa’s ziekte nog verhuizen, mama verloor pa kort daarna, en door die rot Corona heeft ze drie maanden lang niemand van ons gezien. Ze moest ook steeds meer inleveren: niet meer fietsen, niet meer kunnen lezen, niet meer breien, niet meer lopen en uiteindelijk alles moeten overgeven aan anderen. Ook had ze verdriet om de velen in haar kring, die wegvielen. En van het hele grote gezin Schoonveld van veertien kinderen zijn nu alleen haar broer Harke en haar schoonzus Anita, vrouw van haar jongste broer Auke, nog over. Na een herseninfarct een paar weken geleden werkten de hersenen nog goed, maar gaf het lichaam het op. Tot het einde toe was mama helder van geest, maakte nog opmerkingen over van alles en nog wat, was blij, dat alle kinderen bij haar waren en zei, dat ze een heel mooi leven had gehad en dat ze gelukkig was. Bij dit alles willen we ook De Brink bedanken voor de goede zorg, de aandacht, de betrokkenheid. Mama heeft er met genoegen gewoond en heeft meerdere malen haar waardering uitgesproken.

Mama is geboren op 4 juni 1927 in Noordbroek als vijfde kind van de elf kinderen van Willem Schoonveld en Lijsbeth Antonides. Opa Willems eerste vrouw was Albertje Stuurwold, die nog maar zesentwintig was toen ze overleed aan TBC. Ze hadden toen drie kinderen, waarvan de oudste vier jaar was. Samen waren er dus veertien kinderen. Mama is opgegroeid in Zuidbroek, maar het gezin vestigde zich definitief in Zuidwolde in 1940-1941, in een mooi huis aan de Noordwolderweg 24, op een steenworp afstand hier vandaan. Omdat de meisjes niet mochten doorleren, moest mama direct toen ze veertien was aan het werk en kreeg ze dienstjes. Ze vond het verschrikkelijk, ook door de lange werkdagen, het schandalig lage loon, de heimwee én de houding van de werkgeefsters. Mama mocht bijvoorbeeld niet met een gezin mee-eten en zat dan alleen in de keuken. Maar ze moest wél met bijbellezen en danken aan tafel zitten. En zoals mama zei: ‘Ze waren nog Christelijk ook!’.

Mama heeft pa bij haar thuis leren kennen, omdat hij een vriend van haar broers was. Ze hoorden bij de hangjongeren van Zuidwolde, die bij elkaar kwamen op de brug. Pa kwam veel bij mama thuis, ook omdat zijn moeder niet meer leefde en hij altijd zei, dat mama’s ‘moeke’ zijn moeder was.

Wij als kinderen hebben zelf nooit een oma gehad. Pa’s moeder overleed in 1940 en mama’s moeder in december 1945, aan difterie, toen ze 55 jaar was en mama 18. Opnieuw bleef opa Willem alleen achter met jonge kinderen. Volgens zeggen is mama’s moeder een soort engel geweest. Het is denk ik de grootste slag in haar leven geweest, die een levenslang stil verdriet heeft veroorzaakt. Destijds werd er niet of nauwelijks over gepraat, maar heerste er in het gezin wel een rauwe, tragische rouw, onuitgesproken, stil. Het is de nacht, die al het leven tot zwijgen brengt en niet kan troosten. Zoals opa Willem in een brief verwoordde: ‘Het middelpunt onzer vreugde en blijdschap is weggenomen’. Haar leven lang kwam dit verdriet bij mama naar boven, overal, in allerlei situaties. Toen pa en mama in 1999 50 jaar getrouwd waren, zijn we bij alle huizen langs geweest waar we hadden gewoond. Elke bewoner liet ons vriendelijk binnen, van het studentenhuis in de Hofstraat, waar het een onbeschrijfelijke bende was, tot het huis in Zuidwolde, waar zelfs de vlag was uitgehangen. Toen we daar in de kamer stonden, zei mama: ‘Vanuit deze kamer is mijn moeder begraven’. En op haar sterfbed zei ze nog, dat ze 43 jaar ouder was geworden dan haar moeder. Ze kwam er niet los van, ze kon er geen vrede mee hebben. Treurige herinneringen zijn zware stenen, die je met je meesleept. Het gemis is de zwaarste steen. En terwijl ze zo’n vrolijke, optimistische inslag had, is dát verdriet nooit overgegaan. Veel later heeft mama ook veel verdriet gehad toen Bas en Eva, de te vroeggeboren kindertjes van Sjoukje en Eppo niet konden en mochten leven.

Mama en pa kregen begin 1946 verkering, werden dikke vrienden en dat is nooit meer overgegaan. De liefde is altijd blijven bestaan. In 1949 zijn ze getrouwd. Pa was inmiddels bij de PTT aan de slag en mama werkte met veel plezier in de groentewinkel van onze oom Sjak, de man van haar zus Sien, aan het Zuiderdiep in Groningen.
Tijdens noodweer op de donkere avond van Nieuwjaarsdag 1949 kreeg het gezin wederom een zware slag te verwerken toen de dominee kwam vertellen, dat broer Piet op Java in Indië op oudejaarsdag was gesneuveld. Wéér was er verdriet, wéér werd er niet over gesproken. Opa was kapot, iedereen was kapot. Zoals mama schreef: ‘Toen was het altijd net alsof het donker was, ook al scheen de zon’.

Mama was de fantastische moeder en oma van ons, de zeven kinderen, de schoonkinderen, de eenentwintig kleinkinderen en dertig achterkleinkinderen. Wij hebben het uitermate getroffen met onze ouders. We zijn niet doodgeknuffeld, maar zeer liefdevol opgevoed. Ik ben opgegroeid in de jaren ’50 en ben daar erg blij om. Men zegt wel eens, dat dat een heel saaie tijd was. Nou, niet voor kinderen! Je ouders zaten je niet op de nek, je moest jezelf vermaken, je struinde wat rond, was heel veel buiten, je liep als kleuter al alleen naar school en kwam alleen weer thuis en je ouders wisten nooit waar je uithing. Dat is toch fantastisch! Mama speelde een belangrijke rol, want die was er namelijk altijd. Haar eerste kind kreeg ze toen ze 23 was, en de meesten kwamen daar vlot achteraan, dus we hebben als het ware altijd een jonge moeder gehad. Daar kon je vroeger mee voor de dag komen, ook omdat ze vrolijk, spontaan en gastvrij was. En ze was beresterk. Wij als kinderen, maar ook met vriendjes mochten wel met haar vechten, één tegen drie of vier. Dan ben je dus 11, 12 jaar en heb je al behoorlijk wat in je mars. Er was één regel: als je op de grond lag, mocht je niet weer gaan staan. Nou, mooi alle vier op de grond hoor. Met pa haalde ze ook wel eens stunts uit, die ik de jonge ouders in de kerk niet wil aanbevelen. Onder veel mysterieuze en grote gebaren van pa staken ze een dot watten in de fik, die ze daarna brandend in de mond staken. Algehele verbijstering, maar altijd is het goed gegaan en wij waren gans onder de indruk. Alle zeven hebben wij zulke herinneringen. Je kunt er wel een boek over schrijven.
Mama was wel eens wat fel en zwart/wit, maar daar had ze later dan vaak weer spijt van. Ze was nooit narrig en had een optimistische inslag. In haar lange leven heeft ze behoorlijk wat lichamelijke kwalen gehad, maar daar heeft ze echt nooit over geklaagd.

Als ik aan mama denk, denk ik ook aan haar handen. Haar handen, die hebben getroost, gestreeld, gebeden, gewerkt, zóveel getroost, zoveel gestreeld, zoveel gebeden, zoveel gewerkt. Ze was altijd in de weer en zorgde ervoor, dat iedereen netjes in de kleren stak en het huis schoon en opgeruimd was. Je kon er van de vloer wel eten. Mama was een heel zorgzame moeder, gastvrij, spontaan, vrolijk, vriendelijk, onbaatzuchtig. Ze had ons onvoorwaardelijk lief, bood ons veiligheid en vertrouwen. Ze was betrokken en ontving je altijd met open armen. Het was gezellig en de verjaardagen met al die ooms en tantes vind ik nog steeds legendarisch. Ze kon absoluut niet tegen ongelijkheid en onrechtvaardigheid. Van onze ouders hebben we geleerd, dat we iets voor de ander moeten overhebben, dat we moeten helpen waar dat nodig is en ook, dat je jezelf niet hoger en meer mag achten dan de ander, maar zeker ook niet mínder. Als één van ons echt onrechtvaardig was behandeld, kon mama de fiets pakken en bijvoorbeeld een leraar even ernstig toespreken. Het spoot haar dan uit de ogen. Mama heeft haar hart en haar huis altijd voor anderen geopend, ze zag om naar de ander, juist ook naar degenen bij wie het niet allemaal vanzelf ging. Tot op het laatst moest ik namens haar geld doneren aan allerlei goede doelen. Mama was een tevreden mens. Niet die ingezakte tevredenheid van ‘stil maar, wacht maar…’, maar de actieve tevredenheid, waarbij de dag begroet wordt en mama een roggebroodje met kaas bestempelde als ‘een gebakje’ en regelmatig de uitspraak bezigde ‘wat hebm wie t toch goud Haarm’.
Als het gaat over mama en over ons gezin, dan moet het vanzelfsprekend ook even over eten gaan. Mama kon heel lekker koken en misschien is het daarom, dat wij bijna alles lusten. Er was nooit te weinig en als je veel later bijvoorbeeld onder het eten even aanwaaide, werd er een bord bijgezet en was er altijd genoeg. En er werd nooit iets weggegooid. Als gezin met negen personen was het een behoorlijk kabaal aan tafel en terwijl pa dan rustig aan het vorken bleef, zei mama vaak: ‘Haarm, zegst doe er ook es wat van!’. Andere uitspraken van mama, die zijn blijven hangen, zijn ‘Mag je nog een beetje in vrede leven?’ En bij vervelende dingen zei ze vaak: ‘Apmoal zörgn diskaant graf’.
Mama was een hele goede econoom. Ze maakte nooit schulden, gaf nooit meer uit dan ze had, wist wat financieel wel en niet kon, deed aan hergebruik, en genoeg is genoeg. En het marcheerde als een tierelier! Ik zie nog voor me hoe zondagsmorgens op de tafel zeven groepjes van drie stuivers en een cent klaarlagen voor de collecte. En een paar pepermunten. King natuurlijk. Als kinderen vroegen we wel eens waarom we naar de kerk moesten. Pa zei dan altijd, dat we niet moesten, maar dat we móchten. Maar toch moesten we, ook al ging dat niet altijd in vrede. Ik snap het wel: als je lid bent van een club moet je ook naar de training. Samen met pa regelde mama ook altijd de inkopen voor de vakanties. Met z’n allen in een lange sliert op de fiets naar Zeegse of Ameland.

Nu, nu we zelf al in de zestig en zeventig zijn, zijn we voor het eerst geen kind meer. Als ik in De Brink bij haar binnen kwam en er iemand anders aanwezig was, stelde mama mij altijd voor met de woorden ‘da’s onze oudste’. Het mankeerde er nog aan, dat ze zei ‘geef maar even een handje’.
Het vijfde gebod leert ons: ‘Eert uw vader en uw moeder’. Weet je, dat me dat niet de minste moeite kost? Hoe zou ik iemand níet eren, die mij zó heeft gewenst, die betrokken is, je met open armen ontvangt, bij wie je geliefd bent, die jou haar liefde toont? Dat geldt voor ons allemaal.

Mama was een gelovig mens, die veel kracht uit het geloof haalde, hoewel dat wel eens wankelde, zoals ze in haar boek schrijft. Ze miste pa zeer, elke dag, elke nacht. Sinds onze geboorte is ons leven een deel van mama’s leven geweest en zij blijft ons zeer dierbaar. Het belangrijkste bij mama is in wezen altijd ‘liefde’ geweest, voor pa, voor ons, ons nageslacht, voor de naaste, voor God. Met enkele woorden naar Dietrich Bonhoeffer: ‘Niets, werkelijk helemaal niets is de moeite waard zonder liefde; zinvol is het leven waar liefde is’. Ik eindig met een gedeelte uit het gebed, dat Leo O’Donovan, een Jezuïet, uitsprak bij de beëdiging in 2021 van Joe Biden als president van de Verenigde Staten. Ik vind het passend bij mama. ‘Wees ons nabij, Heilig Mysterie van Liefde, als wij samen dromen. Help ons om de mensen met elkaar te verzoenen, blaas onze droom nieuw leven in, en voed die met vrede, gerechtigheid en blijdschap, die uit de liefde overstroomt’.
Ontdek meer van Familie Schoonveld
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.